(een verhaal van Andrea Liebers met plaatjes van Jasmin Winkelmann)

Boeddha zelf is natuurlijk ook een kind geweest. We weten niet zo veel over die tijd, maar een verhaal van toen hij 8, 9 of 10 was is bewaard gebleven.

Een heel bijzonder kind

Toen Boeddha geboren werd, gaven zijn ouders hem de naam Siddharta. Omdat zijn vader een koning was, groeide Siddharta in de mooiste paleizen op die je je kunt voorstellen. Siddharta had ontzettend veel speelgoed. Toen de jonge prins oud genoeg was, leerde hij lezen, schrijven en rekenen.

Boeddha gaat
Hij leerde ook dansen en zingen, paardrijden en boogschieten. Hij leerde alles wat een kongingszoon nodig heeft om later koning te kunnen zijn..

Zijn vader en moeder waren erg trots op hem. Alles dat ze hem leerden onthield hij meteen. Hij was het slimste, mooiste, dapperste, sterkste en vrolijkste kind in het hele koninkrijk.

Op een keer, toen de prins ongeveer 8, 9 of 10 jaar oud was, liet zijn vader (de koning) een lente-feest houden. Het feest was op de velden, die tussen de parken van de paleizen en de stad lagen.

Tijdens dat feest werden de goden gevraagd, of ze alles in de natuur goed en vruchtbaar zouden willen laten groeien.

De jonge prins was al een beetje moe van het feest, het zingen en dansen, en de lange toespraken en ceremonies. Zonder dat zijn ouders het merkten, sloop hij weg van de ereplaatsen waar hij met zijn ouders zat. Hij liep een flink stuk, tot hij het zingen van de priesters niet meer kon horen.

Het plekje dat hij daar ontdekte was erg mooi! Een grote granaatappelboom met grote sterke takken stond er midden op een groene wei.

Boeddha zit
De zon straalde, en de prins kreeg het er erg warm van. „Ik kan maar beter in de schaduw van de boom gaan zitten“, dacht hij bij zichzelf, en liep naar de boom.. Het gras was zacht, en rook naar bloeiende bloemen. Om hem heem zoemde en bromde het zoals dat alleen in de lente kan. Siddhartha was op en top tevreden.

Plotseling klonk er geritsel naast hem. Daar bewoog zich iets!

„Jij bent een mooi dier!“, zei de prins tegen de smaragd-groene hagedis, die z'n best deed om van de boomstam naar beneden te klimmen naar het gras. De vele kleine schubben zagen er erg bijzonder uit in de de zonnestralen, zo dat het leek of er een geheimzinnige schimmering van het kleine diertje uit ging. Het leek of de hagedis ergens naar toe moest. Ineens bleef de hagedis staan. De kleine kam die op haar kop pronkte, ging recht overeind staan. Het leek of ze niet meer ademde, zo stil stond ze. Als de prins haar niet had zien bewegen, zou hij haar nu zeker niet hebben gezien, zo onbeweeglijk stil stond ze nu tussen het hoge gras.

Een hagedis die een vlieg vangt
Plotseling liet de hagedis haar tong uitrollen. De tong was erg lang, en zag er bijna uit als een stuk touw. Toen ze haar tong weer introk, zat er een vlieg op die net voorbij was gevlogen en de hagedis niet had opgemerkt.

Geschrokken keek de prins naar de hagedis, die nu z'n best deed in het hoge gras te verdwijnen om haar maaltje daar lekker op te peuzelen.

Siddharta deed z'n best om de hagedis met z'n ogen te volgen. Hij was nog steeds onder de indruk van de schoonheid van de groene kleur, maar nu had dat mooie dier plotseling een dode vlieg in z'n bek.

De jonge prins had moeite om dit te begrijpen, schoonheid die doodmaakt... Nu was de hagedis onder een groot blad verdwenen. Siddharta had haar uit het oog verloren. Maar nee... Daar was ze weer!

Een slang vangt de hagedis
„Nee!“, riep Siddharta luid en sprong op. Het was niet de hagedis, maar een grote bruin-geel gestreepte slang, die zich door de bladeren bewoog. Uit de openstaande bek van de slang zag je nog net de groene achterpoten en de staart van de hagedis.

Aangeslagen leunde de prins tegen de boom.

Een roofvogel vangt de slang
Toen hoorde hij het krijsen van een roofvogel. Die cirkelde boven de boom. Siddharta had al een voorgevoel, wat dat betekende. De hagedis was nog niet eens helemaal in de bek van de slang verdwenen, toen de slang zelf aan de beurt was. Met krachtige slagen van z'n vleugels droeg de valk de slang weg.

Prins Siddharta's hart vulde zich met medelijden. Hij voelde zich zwaar van verdriet. ‚Ik zou jullie zo graag willen helpen, zodat jullie niet meer opgegeten worden!‘, wenste de prins. ‚Zo graag zou ik willen verhinderen, dat dieren andere dieren moeten opeten! Ach, als er op de wereld nou eens geen angst en pijn meer zouden zijn!‘

Boeddha_weint_240
Tranen stonden in z'n ogen, hij draaide zich om naar de boom en begon te huilen.

Er gebeurde veel in Siddharta's hart, maar het maakte hem niet bang. In plaats daarvan veranderde het gevoel zich in iets, dat voelde als een gelukkige rust en een innig vredig gevoel, terwijl hij zich nog steeds het gevoel met alles en iedereen verbonden te zijn.

‚Daar is ie dan, de kleine wegloper!‘, hoorde hij plotseling de koning, Siddharta's vader zeggen. De koninklijke familie had ondertussen gemerkt dat de prins verdwenen was, en ze waren meteen allemaal begonnen met zoeken. ‚Wat doet hij dan daar onder die boom?

Is hij alleen? Of heeft hij iemand gevonden om mee te spelen?‘, vroeg z'n tante, en liep nieuwsgierig wat sneller naar de prins toe.

‚Hij zit alleen!‘ De koning was verrast blijven staan. Want de schaduw van de boom beschutte de prins Siddharta. Maar de schaduw stond aan de verkeerde kant. Alle andere schaduwen waren met het ondergaan van de zon al lang van plek veranderd. Eigenlijk had Siddharta zonder beschutting van de schaduw in de hitte van de zon moeten zitten.

Boeddha_verlicht
Nu zagen dat de anderen ook. Bleek ging de koning zitten en keek naar z'n bediende. ‚Het - het - het is dus waar‘, stotterde hij. ‚De oude waarzegger had gelijk, hij zal een heilig man worden, of een heerser over de wereld. Een koning die de hele wereld vrede en geluk zal brengen, zo luidde de voorspelling‘, sprak de koning. ‚Ik zal alles doen, om trots op mijn zoon te kunnen zijn. Mijn koninkrijk, dat hij gaat erven, zal het begin zijn van een lange tijd van vrede‘, zei de vader met een vredige glimlach op zijn gezicht.
Site logo