De 6 goede eigenschappen van het Boeddhisme
In het Boeddhisme gaat het er om, dat we verlicht worden. Wat verlicht zijn betekent is niet makkelijk in woorden te omschrijven omdat het veel meer en mooier is dan de mooiste gevoelens die we kennen. Iemand die verlicht is niet meer begrensd. Omdat mensen begrensde levende wezens zijn - we hebben honger en dorst, hebben slaap nodig, kennen gevoelens zoals woede en jaloezie, kunnen ziek worden - kennen we de toestand van verlichting niet. We kunnen het ons maar zo ongeveer voorstellen, hoe dat zou kunnen zijn: een beetje zo, alsof je héél, héél gelukkig bent, en geen wensen meer hebt - maar dan nog veel meer en veel gelukkiger.

En hoe kunnen we dat worden?

Boeddha heeft de manier naar verlichting beschreven, en deze weg noemen we Dharma. Hij heeft ons veel tips en aanwijzingen gegeven, hoe we dit pad naar de verlichting kunnen volgen. Eén van deze aanwijzingen is, dat het belangrijk is om goede daden te doen. Deze goede daden werden vroeger in het oude India de "Paramitas" genoemd. Dat betekent als je het vertaalt "datgene waarmee je de andere oever bereikt". En wat de andere oever is weten we al: verlichting. Van de ene oever, waar we ons bevinden en waar ziekte, onprettige gevoelens, honger, oorlog en veel meer heersen, naar de andere oever waar de onvoorstelbaar gelukkig makende verlichting is.

Er zijn 6 goede daden of eigenschappen die daarbij erg belangrijk zijn:

"Gul zijn"
"Anderen geen kwaad doen"
"Geduldig zijn"
"Niet opgeven goed te doen"
"Mediteren"
"Wijsheid"


Gul zijn

Als we iets weggeven, betekent dat, dat we aan een ander denken en die ander blij willen maken. Het geven heeft iets met een gevoel in je hart te maken. Niet alleen krijgen kan blij maken. Je kunt net zo blij en gelukkig worden als je iemand anders vrolijk maakt.

Daarom heeft Boeddha, toen hij leefde ongeveer 2500 jaar geleden, de monniken en nonnen verboden iets te hebben. Aan de ene kant natuurlijk zodat ze zich niet druk hoeven te maken om een huis, een familie en werk. Maar aan de andere kant ook zodat andere mensen de kans hebben hun iets te geven. Warm eten bijvoorbeeld, of een plek om te slapen, of een warme deken als het koud wordt.

Er is nog een mooi verhaal hierover, dat door Andrea Liebers is opgeschreven voor jullie. De plaatjes zijn door Sabine Hunecke gemaakt: Altijd wat bij kuiken

Wijsheid - of begrijpen - waarom het écht gaat

Er is een moment in ieders leven, waarin je ontdekt dat je jezelf "ik" noemt. Als je een jonger broertje of zusje hebt, dan weet je vast waar ik het over heb. Zolang ze erg jong zijn, 2 of 3 jaar, praten ze over zichzelf alsof ze over iemand anders praten. "Peter slapen gaan" - waar je als je ouder wordt zou zeggen "Ik ga slapen".

Als je geleerd hebt wat "ik" betekent en jezelf zo begint te noemen, is de volgende stap bijvoorbeeld speelgoed "mijn speelgoed" te noemen. We denken dat het van ons is. Mijn bed is van mij, omdat ik er in slaap, mijn brood is van mij, omdat ik het eet, en mijn broek is van mij omdat ik de broek draag.

Dat klinkt misschien heel normaal en ongevaarlijk, maar in het Boeddhisme is het dat niet. Met het "ik" en "mijn" begint er namelijk een nieuw gevoel in ons te groeien, dat helemaal niet goed voelt. Je kunt bang worden dat je broertje je "jouw" autootje af kan pakken. Iemand zou "jouw" brood op kunnen eten, of je zusje zou op het idee kunnen komen in "jouw" bed te gaan slapen.

Hoe ouder je wordt, hoe vaster je in dit "ik" gevoel gelooft en hoe meer we proberen het te beschermen. Hoe ? Door meer te hebben. We denken, dat we dan sterker zijn, beter en belangrijker. We hebben vrienden, die bij ons horen, maar ook "vijanden" met wie we niets te maken willen hebben. We luisteren naar "onze" muziek, en anderen die die muziek niet zo mooi vinden vinden we stom en saai. We delen de wereld zo steeds meer in in dingen die we goed vinden, en dingen die we niet willen. En de angst groeit: angst voor anderen die ons dingen zouden kunnen afpakken en ons pijn zouden kunnen doen.

We worden erg boos en ongelukkig, als een zusje in ons bed slaapt, of als een broertje met onze lievelings-auto speelt.

Boeddha heeft uitgelegd, dat er een oorzaak is voor deze woede, angst en andere gevoelens die ons ongelukkig maken. De oorzaak is, dat we ons "ik" zo ontzettend belangrijk vinden. Als we zouden snappen, dat het "ik" gevoel helemaal niet zo belangrijk is, van wie een broodje is en wie met welk autootje speelt, dan kun je veel rustiger en ontspannener zijn. Zo wordt je vanzelf al gelukkiger.

Want iedereen kent die zelfde angst: dat iemand anders hun broodje opeet, enzovoorts. Eigenlijk is er niet veel verschil tussen de ander en jou, tussen ons en hun. Boeddha leerde ons daarom, dat we ons meer kunnen ontspannen en onze angsten dat iemand ons iets kan afpakken of ons pijn zou willen doen meer kunnen loslaten.

Hierover heeft Andrea Liebers het verhaal van de kleine golf verteld. De plaatjes bij dat verhaal zijn gemaakt door de Japanse kunstenaar Kazuaki Tanahashi.

De kleine golf, die bang was voor de grote oceaan, is de hele tijd bezorgd dat er iets ergs zou kunnen gebeuren. Dat een grotere golf haar zou omver zou kunnen gooien, een stuk drijfhout haar zou kunnen laten wegdrijven, en nog veel meer.

De kleine golf snapte niet, dat ze eigenlijk met al het andere water in de oceaan verbonden is, dat ze zelfs een deel van de oceaan is en het zelfde water is als al het andere water in de oceaan. Pas aan het einde van het verhaal begrijpt de kleine golf het geheim van het loslaten. De kleine golf houdt op, zich de hele tijd zorgen te maken om zichzelf, en wordt weer één geheel met de rest van de grote oceaan. Wat een geluk en vreugde !

Site logo