Bodhisattvas

In het Boeddhisme gaat het er in eerste instantie om, je eigen geest te trainen, want het is de geest die in vele levens telkens weer een lichaam aanneemt, en niet ten onder gaat na de dood of in een hemels paradijs komt.

Deze geest kun je verkeerd trainen, door jezelf bijvoorbeeld aan te leren telkens slechte dingen te doen. Te liegen, te stelen, te schelden enzovoorts. Een geest die met zulke manieren getraind wordt zal zich, wanneer dit leven ten einde is, in het volgende leven weer zo volgens de zelfde patronen gedragen, en dus vrij snel weer met liegen, schelden etc beginnen.
Je snapt wel dat dit op den duur niets helpt, en als mens vind je op die manier geen echte goede vrienden, of je komt op het verkeerde pad, misschien kom je in de gevangenis, en je zult er zeker niet gelukkig van worden.

Als Boeddhist probeer je daarom je positief te gedragen. Als je bijna nooit liegt, vind je vrienden, waarop je kunt vertrouwen. Als je niets wegneemt van anderen, wordt je zelf vertrouwd, en wordt je bij belangrijke dingen betrokken. Wie klaar staat voor anderen, hen helpt en een oor biedt voor hun problemen, wordt graag gezien en krijgt meer en meer toevertrouwd.

Als je dit blijft trainen, en je moeite blijft doen om voor anderen klaar te staan, dan krijg je een sterke, krachtvolle geest, die niet zo snel meer in de verleiding komt om negatieve dingen te doen. Als je zo iemand zou vragen iets te stelen, of te liegen, zou diegene dat niet doen, omdat dat niet meer zijn manier van doen is.

Na verloop van tijd wordt de geest dan zo rotsvast, dat je niet anders meer kan dan je positief te gedragen, altijd ten gunste en het welzijn van anderen. Zo iemand wordt ook wel een Bodhisattva, een wezen dat vol zit van het verlichtings-gedachten en -gevoelens.
Site logo