Wedergeboorte

Boeddhisten geloven in wedergeboorte. Dat betekent, dat ze er op vertrouwen dat na dit leven niet alles afgelopen is, en dat het leven van nu ook niet hun eerste leven is.
Boeddhisten zijn er van overtuigd, dat ze na dit leven opnieuw als een nieuw iemand worden geboren. Dat kan als mens of als dier zijn. In het Boeddhisme geloof je, dat je ook als geest (bijvoorbeeld een boomgeest), of als god of halfgod kunt worden wedergeboren. Er is zelfs een mogelijkheid, als een soort spook in een soort donkere, bangmakende omgeving te worden wedergeboren. Dat gebeurt, wanneer je in dit leven veel boze, gemene en vervelende dingen hebt gedaan.


Jatakas: de geboorteverhalen

Ook Boeddha zelf was voor zijn verlichting telkens opnieuw geboren. Maar anders dan wij, kan hij zich herinneren aan zijn vroegere levens. Er zijn veel verhalen van vroeger, waarin Boeddha daarover vertelt. Deze verhalen worden de Jakatas genoemd, en dat betekent : geboorteverhalen.
Meer dan 500 van zulke verhalen zijn bewaard gebleven! Aan het einde van elk verhaal legt Boeddha uit,wie de personen die er in voorkomen in een vroeger leven waren.


Als je zin hebt, kun je het verhaal van de snelle vogel lezen: de Javaskana-Jakata. Het is het verhaal over een specht.

Toen Boeddha een keer in het Jetvana bos was, heeft hij het volgende verhaal verteld, over wat hij in een vroeger leven meegemaakt had.

specht
In de tijd waarin koning Brahmadatta regeerde, leefde in de bergen van de Himalaya een specht. Deze vogel was op zoek naar eten, en vloog van boom naar boom. Plotseling hoorde de specht een klagelijk brommen en hoesten.
Het was een leeuw, die een groot stuk vlees had gegeten. Daarbij was een botje in zijn keel blijven steken. Zijn hals was al opgezwollen, zo dat hij alleen nog maar vreemde geluiden maken kon. En het werd nog erger, want hij kon niet meer eten en drinken, en hij had erge pijn.
De vogel ging op een takje in de buurt zitten, en vroeg:„ Wat is er met je, vriend ?“
De leeuw legde uit met veel pijn, wat er was gebeurd. Terwijl hij vertelde moest hij telkens even stoppen, om naar lucht te snakken, en dat maakte het erg moeilijk.
De vogel zag, hoe erg de leeuw er aan toe was. Hij zou de leeuw graag willen helpen, maar hij twijfelde: „ Ik zou het botje uit je keel kunnen halen vriend. Maar dan moet ik je bek in vliegen. En als ik dan het botje te pakken heb, ben ik een makkelijke prooi en een lekker hapje voor je.“
Maar de leeuw stelde hem gerust: „Je hoeft niet bang te zijn, vriend.“, zei hij rochelend. „Ik zal je zeker niet opeten, dat beloof ik je. Help me alsjeblieft en redt mijn leven!“
De vogel dacht na en zei:„OK, ik zal het proberen. Ga op je zij liggen en doe je bek ver open, zo ver je kunt.“

Omdat de vogel de leeuw niet vertrouwde, deed hij een stokje in de bek van de leeuw, zo dat de leeuw niet anders kon dan zn bek open laten. Daarna vloog de vogel in de bek van de leeuw, en stootte met de snavel tegen het botje totdat het botje uit de hals sprong.

Meteen vloog de vogel ook uit de bek. Omdat er een stokje in de bek van de leeuw zat, moest de leeuw z'n bek wel open houden. Pas op het laatst pikte de vogel het stokje er uit, en toen kon de leeuw zijn bek weer dichtdoen. De vogel zat toen al weer veilig op een veilige plek in een boom.

„Wat heb ik een honger!“, brulde de leeuw, en zijn luide brullen liet het hele bos schrikken.
Kort daarop had hij een waterbuffel gedood, und begon haastig te eten.
De vogel, die dat allemaal had gezien, dacht:„Ik wil de leeuw op de proef stellen.“

Hij vloog dichterbij, en ging op een takje zitten. „Hallo, meneer de leeuw“ zei de specht, „ken je me nog ?“

De leeuw gromde waarschuwend:„Jij hebt in mijn bek gezeten; jammer genoeg kon ik mijn bek niet snel genoeg dicht doen, anders was je een lekker hapje geweest!“

„Oh jee, het klopt wat wij spechten elkaar vertellen over leeuwen“ herinnerde de specht zich. Hij riep:

„Wie zo ondankbaar is, hoewel zijn leve is gered, is het niet waard om bij in de buurt te zijn!“

De leeuw schonk er geen aandacht aan, maar schrokte verder aan zijn buffel-maaltje.

„Ondankbaarheid brengt je geen geluk, mogelijke vrienden schrikken er van terug.

Wie goeds niet met goeds beloont, diens hart is onbewoond.“


Na die woorden vloog de vogel weg.


Nadat Boeddha dit verhaal had verteld, legde hij uit:„De leeuw was Deavadatta, mijn neef, die ook in dit leven al geprobeerd heeft mij te doden. De specht was ik.“




Dood en sterven

Als het lichaam sterft, verlaat alle leven het lichaam. Een lijk blijft over. Dat is bij mensen net als bij dieren, zelfs bij planten zien we dat. Zelfs Boeddha moest sterven.
dodeboeddha

Wat de mens of een dier (bij planten is het niet zo precies bekend) levend maakte, wat de kracht gaf te zien, te horen, te proeven, te ruiken, te voelen en te denken, dit „Iets“ verlaat het lichaam. We kunnen niet meer met de ogen zien, met de oren horen en zo, want de zintuigen zijn net als het lichaam dood. Maar we kunnen nog altijd denken en ons wat voorstellen of wensen. Boeddhisten noemen dat het „bewustzijn“, of de „hart-geest“.



Wat gebeurt er na je dood ?

Na de dood wordt alles belangrijk, dat we gedaan, gedacht en gewenst hebben in het leven dat net voorbij is. Eigenlijk is het net zo als in het leven. Lees maar eens hoe het uitgelegd wordt in het stukje over Karma.

In oude Boeddhistische teksten (die we Dhammapada noemen) wordt het zo uitgelegd :

Zijn er in het hart van iemand haat, nijd, woede, irritatie en trots
dan krijgt hij als antwoord op zijn daden
weerzin, ergernis, scheldwoorden en hij zal geen vrienden hebben.
Dat is zo zeker, als een wagen die een os volgt door wie hij getrokken wordt.

Zijn er in het hart van iemand vriendelijkheid, hulpvaardigheid, geduld en vreugde,
dan krijgt hij als antwoord op zijn daden en woorden
hulp, vriendlijkheid en vreugde, en hij zal veel vrienden hebben.
Dat is zo zeker als je eigen schaduw, die je volgt als de zon schijnt.



De mogelijkheden van onze 5 zintuigen hebben we na de dood niet meer nodig, we hebben toch ook geen lichaam. Maar de kracht om te denken, te voelen en te wensen die is er nog. Ons bewustzijn is toch ook niet uitgewist, niet met het lichaam gestorven. De gedachten, gevoelens en en wensen die je je in het leven hebt aangeleerd, worden nu aktief. Heb je jezelf aangeleerd, rustig te blijven als er iets abnormaals of bangmakends gebeurt, blijft je bewustzijn rustig. Heb je je in het leven aangeleerd met paniek, huilen en schreeuwen te reageren als er zoiets gebeurt, dan draait je bewustzijn door. Wel zonder lichaam, maar de geest raakt wel in paniek. En dat kon wel eens nog vervelender zijn dan mét lichaam.



De kracht van de daden zoekt een nieuwe plek

Omdat je in je leven altijd wel wat deed, zoekt deze daadkracht nu een nieuwe omgeving. Daarvoor heeft ze een lichaam nodig. Nu hangt het er van af, wat je het meest deed in je leven: vond je het fijnst om goed te doen, heb je anderen altijd graag geholpen en was je tevreden, dan zoekt deze daadkracht een lichaam waarin het weer goede dingen kan doen in blijdschap en tevredenheid. Bijvoorbeeld in een gezin, die het goed vindt elkaar te helpen, en die graag voor anderen klaar staat.

Als je meestal anderen hebt lopen ergeren, hen dingen hebt weggenomen en ben je onvriendelijk geweest, zoekt deze daadkracht zich ook een lichaam waar het de mogelijkheid heeft dit weer te doen. Bijvoorbeeld in een gezin, waar het normaal is dat je elkaar niet helpt, waar ze elkaar de hele tijd lopen te treiteren en waar ze egoïstisch zijn.



Je op de dood voorbereiden

Zoals je ziet, is het erg belangrijk, dat in je geest een rust aanwezig is en dat je in het leven eraan gewend bent geraakt, een vriendelijk, hulpvaardig persoon te zijn. Van die hoofd-daadkracht hangt het af.
Natuurlijk kun je niet altijd vriendelijk zijn, niemand kan dat. Maar we kunnen leren, vaker vriendelijk en minder vaak onvriendelijk te zijn. Dat kun je oefenen, net als bijvoorbeeld piano spelen en voetballen. Kijk ook maar eens hier als je daarover meer wilt weten.

Als woede en ongeduld net je hoofd-gedachten zijn, kun je tegen jezelf zeggen: Daar is woede en onvriendelijkheid, en dat wil ik niet vaker oefenen. En daarna wordt je niet woedender, maar wordt het als vanzelf minder. Als je dat vaak en goed oefent, gaat het steeds makkelijker.



Alle wezens waren al eens onze ouders

wiel
Denk er aan, hoe snel sommige levens afgelopen zijn: die van bacterieën of eencelligen gaan erg snel voorbij. Maar ook het leven van een vlieg, een mier en andere kleine diertjes duurt niet echt lang. Sommige mensen sterven erg vroeg.
Jullie weten zeker ook al wel, dat elk mens uit cellen bestaat. Elke cel bestaat ook niet erg lang. Zo is ons levende lichaam dus ook al met ontzettende kleine sterfgevallen en wedergeboortes bezig: namelijk die van de cellen.


Hoe veel levens we al hebben gehad voor het leven van nu, kunnen we ons eigenlijk helemaal niet goed voorstellen. Elk levend wezen wordt geboren, heeft dus een moeder. Dat betekent dan, dat wij ook al oneindig veel moeders hebben gehad, en net zo vaak een moeder waren van een levend wezen. Als je daar verder over nadenkt, is het zelfs waarschijnlijk dat we allemaal (dieren ook) al eens naaste familie van elkaar waren, dus ouders en kinderen.

Daarom legde Boeddha er ook elke keer de nadruk op, dat het eigenlijk onzin is als we anderen als vijand zien, want ooit zijn we dus kinderen of ouders van diezelfde persoon.

Omdat we dat vergeten hebben, voel je dat niet meer.


Boeddha's verhaal van de dromen

Hierover bestaat een vrij dramatisch verhaal, dat door Boeddha zelf verteld is. Hij heeft dit verhaal verteld, zodat we ons kunnen voorstellen, hoe oneindig veel levens we al hebben gehad.

„Ik weet dat het moeilijk is, om je voor te stellen dat we allemaal sinds een oneindige tijd wedergeboren zijn, sterven en opnieuw geboren worden. En ook onze kinderen, vrienden en vijanden doen dat. Wat zijn meer waterdruppel denk je:
de tranen die we hebben gehuild omdat onze ouders, kinderen en vrienden zijn gestorven?
of het aantal waterdruppels in de vier grote oceanen samen?
Ik zal het jullie zeggen: jullie hebben in al jullie levens veel meer tranen gelaten dan er druppels water zijn in de oceanen.“



Een kostbaar mensenlichaam krijgen

Nu ben je misschien al duizelig geworden van al die vele levens die je eigenlijk al hebt geleefd, en misschien vraag je jezelf af wat of wie je in je laatste leven was. Misschien een dier ? En wat voor dier dan ? Of een mens, en waar heb je dan geleefd ? In Afrika misschien, of in Alaska?

Dat het helemaal niet zo makkelijk is als mens wedergeboren te worden, waarmee je dan kunt leren hoe je goed doet en kunt mediteren wordt duidelijk in het volgende verhaal over een schildpad.


Op de bodem van de zee leeft een een-ogige schildpad. Boven op het water drijft ergens op de zeëen een houten ring, die door de golven en de wind heen en weer geslingerd wordt. Elke honderd jaar komt de schildpad naar boven om lucht te halen. Nu is het niet erg waarschijnlijk dat dan de schildpad precies met z'n kop door die ring komt. Maar het is nu precies zó waarschijnlijk, dat je in een kostbaar menselijk lichaam wedergeboren wordt.
In een gewoon menselijk lichaam opnieuw te worden geboren is makkelijker. Maar wat is dan een kostbaar menselijk lichaam ? Dat is een lichaam, waarmee je de mogelijkheid hebt te leren hoe je goed kunt doen en hoe je op kunt houden met slechte dingen, en dat ook kunt leren te beheersen.
-->
Site logo